Het oorlogswerk van de RDM: een verborgen geschiedenis

 

In 1952 vierde de RDM haar 50-jarig jubileum. In een halve eeuw was zij van een kleine reparatiewerf uitgegroeid tot een scheepsbouwer van wereldformaat. Een topprestatie. Van alle kanten werd dan ook uitbundig uitgepakt om het jubileum te vieren. Zo schonk het personeel de grote koperen gedenkplaat die nog steeds in de muur van het hoofdkantoor te zien is, en gaf de personeelsvereniging een paar prachtige blauwe porseleinen schalen. De directie huurde de Ahoy af voor een personeelsfeest en gaf een schitterend jubileumboek uit, met een linnen kaft in de blauwgroene RDM-kleur, fraai geïllustreerd, en voorzien van een lijst met alle schepen die bij de RDM waren gebouwd.

 

Hoewel…alle schepen? Nee, wie goed kijkt ziet dat er in die lijst een flink aantal schepen ontbreekt. Dat zijn de onderzeeboten, trawlers, torpedobootjagers en mijnenvegers die tussen mei 1940 en mei 1945 zijn gebouwd, de meeste in opdracht van de Duitse Kriegsmarine. Van die oorlogsproductie staat ook niet één foto in het verder toch rijkelijk geïllustreerde boek.  Vreemd? Het kan nog gekker. Ook in de jaarverslagen die de RDM-directie van 1940 tot en met 1945 schreef ontbreekt ieder spoor van de oorlogsproductie. En het deel van het archief (in het stadsarchief van Rotterdam) dat over de oorlogsjaren gaat, is nog steeds ‘beperkt toegankelijk.’ Het lijkt wel alsof de RDM dit deel van haar geschiedenis heeft willen uitgummen. Waarom?

Bijzondere rechtspleging

Al ver voor de bevrijding in mei 1945 hadden de regering en de koningin in ballingschap laten weten dat landgenoten die met de vijand hadden geheuld, hun straf niet zouden ontlopen. De RDM-directie meende in eerste instantie dat dit ging over werknemers die van een Duitsgezinde partij lid waren geweest. Maar het bleek om de directie zelf te gaan. Die had immers jarenlang leiding gegeven aan een bedrijf waar een flinke hoeveelheid oorlogsschepen was gebouwd, en aan een nog groter aantal was meegewerkt. Oorlogsschepen, waarmee grote verliezen waren toegebracht aan de geallieerde krijgsmacht.

 

De RDM-directie creëerde, samen met de andere werfdirecties, een krachtige, maar valse verdediging. Die bestond uit een aantal elementen. Het eerste daarvan was, dat haar niet kwalijk kon worden genomen dat zij in de oorlog had doorgewerkt, omdat de koningin daartoe zelf had opgeroepen. Het tweede was dat zij, door te treuzelen en door de Duitse bezetter te misleiden, erin geslaagd was om maar een kleine productie af te leveren. Eigenlijk maar een onbeduidend aantal kleine scheepjes, en dan ook nog eens defensief van aard. Als zij in mei 1940 waren opgestapt, betoogde zij, zou onder Duitse leiding een veel hogere productie zijn behaald. En tenslotte zouden zij door aan te blijven de werknemers hebben behoed voor rampen als uitzending naar Duitsland en hongersnood.

Speculatief en onjuist

Op die verdediging valt veel af te dingen. De koningin heeft natuurlijk nooit opgeroepen om flink wat oorlogsmaterieel voor de vijand te bouwen. Een onderzeeboot, torpedobootjager of mijnenveger is niet klein en evenmin defensief. Dat er in de oorlog meer geproduceerd had kunnen worden dan gerealiseerd is, komt evenzeer vanwege de zwakke Duitse organisatie dan door vermeend gelanterfant op de werf. En de bewering dat, als de directie de rug in 1940 recht had gehouden, er een Duitsgezinde directie zou zijn aangesteld, die een veel hogere productie zou hebben behaald, is in het kader van de bijzondere rechtspleging terecht afgedaan als pure speculatie. Evenals de bewering dat de werknemers aan de honger zouden zijn overgeleverd.

 

Terug naar het jubileumboek. Ook in dat boek staat dat de koningin tot doorwerken zou hebben gemaand, en dat de door de directie gestimuleerde vertragingen tot gevolg hadden ‘dat van alle tijdens de bezetting door de Duitsers gedane opdrachten zo goed als niets terecht kwam.’ (blz. 151). En, ja, wie zoiets schrijft kan natuurlijk niet in hetzelfde boek een lijst opnemen van meer dan vijftien volledig afgebouwde en geleverde oorlogsschepen, laat staan benoemen dat in juni 1940 zo’n 170 Rijnaken tot landingsvaartuig werden herbouwd, bedoeld om een invasiemacht in Engeland te laten landen. Daarover een andere keer.

De dans ontsprongen

In 1948 werd de RDM-directie gered door de gong. Haar zaak werd geseponeerd. Er waren te veel rechtszaken en er was te weinig tijd. De directies van, bijvoorbeeld, Wilton Fijenoord en werf Gusto ontsprongen de dans niet. Hen werden hoge geldboetes en onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd.